Een echo placentalokalisatie wordt verricht als bij de 20 weken echo, of in sommige gevallen bij een latere echo, een placenta is gezien die dicht bíj of óver de baarmoedermond ligt. De echo vindt plaats rond de 32 weken zwangerschapsduur. Met deze echo kan worden gecontroleerd of de placenta nog steeds laag ligt of ver genoeg omhoog is getrokken met de groei van de baarmoeder. Een te laagliggende placenta kan een mogelijke belemmering zijn voor een natuurlijke bevalling. Dit is belangrijke informatie voor u en uw verloskundige.
Er wordt gestart met een uitwendige echo om het kind te meten en de hoeveelheid vruchtwater te bepalen. Ook kan worden gezien wáár de placenta zich bevindt, maar meestal niet precies hoe laag de placenta ligt. Om een goede placentalokalisatie uit te voeren dient ook een inwendige echo gemaakt te worden. Op deze manier kan nauwkeurig worden bepaald hoe ver de placenta van de baarmoedermond verwijderd is. Dit inwendige onderzoek duurt vaak slechts enkele minuten.
We gaan niet specifiek op zoek naar andere afwijkingen. Dit echoscopisch onderzoek gebeurt alleen op indicatie en wordt door uw verloskundige aangevraagd.